De vrouw in het familiebedrijf
De Unie van Vrouwelijke Ondernemers, kortweg UVON, bestaat 45 jaar. W.M. Frijlink-Van de Ven, voorzitter van de UVON maakt de balans op. Er is veel ten goede veranderd, maar nog lang niet genoeg. Frijlink, een vrouw met een duidelijke missie, over meewerkende vrouwen in het familiebedrijf: “Een vrouw die volledig meewerkt in de leiding, moet ook formeel worden benoemd als mede-directeur. Je moet niet alleen souffleur zijn maar ook naar buiten kunnen treden als directeur.” Een advies? Thuis actie voeren!
De UVON is onverbiddelijk. Ondernemende vrouwen in het familiebedrijf die niet in de directeursstoel zetelen, wordt het lidmaatschap geweigerd. En dat gebeurt vaak, meldt mevrouw W.M. Frijlink-Van de Ven, zelf ondernemer en voorzitter van de UVON. Alleen vrouwen met een eigen onderneming of een vrij beroep kunnen zich aan aansluiten.
Tijdens het vijftigjarig verjaarsfeestje van Walgemoed, accountants en adviseurs, hield Frijlink een speech waarin zij de conclusies van een onderzoek naar de positie van vrouwen in het familiebedrijf de revue liet passeren. Ze bleek een vurig pleitbezorgster van de vergroting van de maatschappelijke inbreng van vrouwelijke ondernemers. Op grond van het onderzoek door Walgemoed signaleerde zij tenminste één positieve ontwikkeling. “Mannen erkennen dat zij als directeur niet zonder hun echtgenotes kunnen. Zij hebben hun inbreng en rol als klankbord heel erg nodig.” Maar verder moet er nog heel wat verbeterd worden. Frijlink: “Het lijkt alsof de tijd heeft stil gestaan in het familiebedrijf. Zo staan in het rapport uitspraken als ‘je bent de vrouw van de baas’, ‘ik doe het werk dat niemand anders wil doen’.”
Niets te vertellen
Frijlink is vooral verbaasd over de uitspraak ‘mijn man staat als directeur op het podium en ik ben zijn souffleur’. “Wel”, zegt zij, “ik vind alles prima zolang het je eigen keuze is. Het gaat er mij niet om dat de vrouw van de directeur moet eisen dat zij mede-directeur wordt. Familiebedrijven, juist die, moeten immers letten op kwaliteit. Je moet niet zomaar je vrouw of kinderen binnenhalen. Maar, wij hebben als UVON ervaren dat vrouwen die de leiding gaven aan een bedrijf en hier ook financieel bij betrokken waren, geen fluit te vertellen hadden. Dit blijkt bijvoorbeeld wanneer zij lid van de UVON willen worden. Wij vragen naar de inschrijving van de Kamer van Koophandel en dan blijkt regelmatig dat zij geen directeur-eigenaar zijn. Dit is een voorwaarde om lid te worden. En dus moeten de vrouwen naar huis en zeggen: ik kan geen lid worden want heb geen bevoegdheid! Meestal wordt dit dan veranderd. Dat is ook wat wij willen stimuleren.”
De UVON vindt dat vrouwen die volledig meewerken ook de functieomschrijving moeten krijgen die daarbij hoort. Niets souffleren dus. Frijlink, kort: “Als je daadwerkelijk in de leiding van het bedrijf meewerkt, moet je ook naar buiten treden als directeur. Maar ik ben de laatste die zal zeggen dat iedere vrouw mede-directeur moet worden.” De voorzitter van de UVON vindt dat de vrouwen in voornoemd geval zelf actie moeten ondernemen, op het thuisfront dus. Grote kans dat het lukt want het is geen kwade wil, betoogt zij. “De meeste mannen hebben er nooit bij stil gestaan. Zij hebben eens om fiscale redenen voor een bepaalde rechtsvorm gekozen en nooit een aanleiding gehad dit te veranderen. Zij moeten er gewoon op worden gewezen. De UVON treedt tegenwoordig meer naar buiten en kan vrouwen stimuleren het anders te gaan doen.” Totnogtoe is maar een uiterst gering aantal vrouwen directeur. Dit zouden er meer kunnen en moeten zijn, vindt Frijlink.
Belang van een lidmaatschap
Frijlink is zelf ondernemer. Samen met haar man is zij directeur van Marof Internationaal Beheer BV, een holding waaronder bedrijven ressorteren die handelen in bouwmaterialen. Zij heeft haar ondernemerschap altijd gecombineerd met een lidmaatschap van werkgeversorganisaties. Niet één, nee, zelfs een handvol. Maar de UVON was de eerste. Als ik de UVON niet had gehad, was mijn bedrijf niet wat het nu is, vertrouwde een succesvolle zakenvrouw haar toe. Kort hierop werd Frijlink lid. Inmiddels bestaat de UVON, voorheen de Vereniging van Vrouwelijke Bedrijfshoofden, 45 jaar. Anno 1995 zijn 400 vrouwen lid wier bedrijven gemiddeld twintig werknemers tellen. Frijlink: “De UVON is opgericht voor vrouwen die er in hun familiebedrijf plotseling alleen voor stonden vanwege de dood van hun vader of man. Deze vrouwen hadden geen netwerk of klankbord en waren onvoorbereid op hun nieuwe taak. Wanneer men mij vraagt ‘konden jullie nou niet naar een gewone vereniging’, zeg ik: nee, dat kon niet! Er waren toen nog veel belemmeringen voor vrouwen. De UVON heeft gezorgd dat vrouwen werden toegelaten op Nijenrode. Dat was in 1958. Ook heeft de UVON ervoor geijverd dat in 1956 de handelsonbekwaamheid van de vrouw uit de wet werd geschrapt.” Pas in 1973 verdween overigens de wet die vrouwelijke ambtenaren ontsloeg zodra ze zwanger waren.
De UVON organiseert maandelijks een lezing of een bedrijfsbezoek. Sinds kort geeft de vereniging ook trainingen (presenteren, onderhandelen, boekhouden) in samenwerking met de werkgeversorganisatie, VNO-NCW. Sinds maart 1995 werkt de UVON overigens formeel samen met deze werkgeversorganisatie. De UVON heeft ook twee projecten op de rails gezet. Het eerste isparticipatie van vrouwen in werkgeversorganisaties en besturen. Frijlink, zelf lid van de Raad van Toezicht van de Rabobank Nederland: “Wil je in besturen komen van werkgeversorganisaties en daardoor in voordrachtgevende instanties als de Kamer van Koophandel, zul je wel eerst lid moeten zijn van zo’n organisatie. Als minder dan 1% van alle vrouwelijke ondernemers lid is, is het niet onbegrijpelijk dat er nauwelijks een bovenkomt!”
Eenling
Vrouwelijke ondernemers moeten ook van andere verenigingen dan de UVON lid worden, vindt Frijlink. Zelf is ze bijvoorbeeld ook lid van de Brabant-Zeeuwse Werkgeversvereniging, het Nederlandse Centrum voor Directeuren en Commissarissen en VNO-NCW. Toch is er wel een verschil tussen een vrouwelijke vereniging als de UVON en de ‘gewone’, lees: manlijke, werkgeversorganisaties. Behalve dat je volgens Frijlink nog altijd als vrouw een eenling bent op vergaderingen, is de sfeer ook anders. “Ik denk dat vrouwen toch net iets gemakkelijker willen toegeven dat ze iets niet weten. Ze nemen ook sneller iets van elkaar aan.”
Het tweede project van de UVON heet doelbewust. Het doel hiervan is jonge meisjes al in een vroeg stadium te interesseren voor het ondernemerschap. Hierbij spelen volgens Frijlink, afkomstig uit een agrarische familie, voorbeeldfiguren een grote rol. Zelf spiegelde de Brabantse zich aan in het boerenbedrijf meewerkende vrouwen. Een tante, die moeder-overste was in een klooster en behalve de nonnen ook een boerderij, ziekenhuis en bedrijvencomplex runde, maakte ook het entrepreneurschap in haar los. Frijlink: “Rolpatronen zijn heel vormend voor het bevorderen van het ondernemerschap. Is moeder kapster, wordt de dochter vaak ook kapster. Zit moeder in de riooltechniek, dan vindt de dochter het helemaal niet vreemd om een rol in die sector te spelen. De UVON wil dat talenten boven komen en dat meisjes het juiste vakkenpakket kiezen. Dat ze later niet denken ‘goh ik had toch liever bankdirecteur willen worden dan kapster’.”
Nederland loopt achter
Nog steeds is Nederland een achtergebleven gebied als het gaat om participatie van vrouwen in het bedrijfsleven. Op een internationaal congres van de internationale organisatie van vrouwelijke ondernemers stelde Frijlink vast dat vrouwelijke ondernemers in een, nota bene islamitisch, land als Maleisië, veel meer steun ondervinden van de overheid. Het land heeft enorme conglomeraten van vrouwenbedrijven. Het zette haar aan het denken wat nog eens werd versterkt toen Frijlink een Amerikaanse handelsmissie van zakenvrouwen rondleidde. “De delegatie werd geleid door Alexis Herman, het hoofd pr van het Witte Huis. Bij een bezoek aan het ministerie van economische zaken stelde zij vragen als wat is het aandeel van vrouwelijke ondernemers in de export? en wat is hun aandeel in de werkgelegenheid?” Verontwaardigd stelt Frijlink vast: “Dat weten wij niet! De overheid zegt: wij maken geen onderscheid tussen vrouwelijke en manlijke ondernemers, dus zijn er ook geen maatregelen nodig. Alexis Herman vertelde dat ze in Amerika op zoek zijn gegaan naar de oorzaken. Wààrom werken bijvoorbeeld zo weinig vrouwen in de export en wààrom opereren zij in minder succesvolle branches? Nadat dit in kaart was gebracht, zijn maatregelen genomen. Het resultaat is dat de sector van vrouwelijke ondernemers de snelst groeiende is in Amerika, ook in de export en werkgelegenheid. Dus ook in termen van nationaal inkomen”, voegt zij er triomfantelijk aan toe. “Het is dan ook hard nodig dat hier ook in Nederland meer aandacht aan wordt geschonken om de doodeenvoudige reden dat het bijdraagt aan de nationale economie. Er is nog veel missie te bedrijven.”
Eerder gepubliceerd in FamilieBedrijf, 1995.
Leave a Reply
Want to join the discussion?Feel free to contribute!